Een essay van Wang Anyi over zonsondergang in een longtang

IMPRESSIES BIJ ZONSONDERGANG

WANG ANYI

Vertaling Maud Thiery

Wanneer de zon bij zonsondergang schuin op het aardoppervlak schijnt, zijn bij mooi weer haar stralen heel gelijkmatig verdeeld. Ze zijn niet te vergelijken met de zonnestralen net voor het middaguur wanneer het licht intens is, de rotte aarde begint te smeulen en wanneer licht en schaduw sterk contrasteren.

Wanneer de zon ondergaat worden de aller-fijnste deeltjes zonnestralen in de lucht verspreid en gaat alles serener lijken. Het licht spreidt zich uit als een fijne laag zonder enige onvolmaaktheid. Zelfs in het kleinste hoekje, waaraan niemand aandacht schenkt, is er geen schaduwplek te ontdekken maar is er licht. Dankzij de bijzondere eigenschappen van die stralen is de zichtbaarheid dan groot. De stralen schijnen op de buitenmuren en ontleden hun lichtgele verflaag tot op haar korrelige structuur, ze lokken een ruige vlokkige gewaarwording uit. De stralen op de glazen ramen zijn helder en opgewekt, maar als iemand aan het raam duwt of trekt barst de lichtweerkaatsing uit elkaar, zonder geluid maar met een vurige flits.

Bij een oud huis zal elk sprietje van het wilde gras op de dakpannen duidelijk zichtbaar zijn, op de plaatsen waar geen gras groeit verdeelt het licht zich traag over de lege plekken. Op dit moment lijken de menselijke gelaatstrekken het zachtst, dit is het effect van wat men in de fotografie lange stralen noemt. Dat is zeker zo bij kinderen, maar zelfs het volledig gerimpelde gezicht van bejaarden wordt helder en stralend tot in de kleinste details. Dit wil niet zeggen dat het lijkt alsof de diepe en wijde rimpels met een waas bedekt worden, integendeel, ze worden zelfs duidelijker, maar die duidelijkheid accentueert hun ordelijke structuur en vloeiende contouren. Je ziet adertjes lopen, er is geen enkele schaduw te bespeuren, de huid lijkt jong en zacht.

Bij zonsondergang planten geluiden zich in de stralen heel ver voort. Als kleren die te drogen hingen verzameld worden, kletteren de bamboestaken helder en muzikaal. Als dekbedden die in de zon werden gelucht, geklopt worden tot ze opnieuw donszacht zijn, hoor je in de binnenplaatsen van de woonwijken een kloppend geluid dat heel regelmatig is en tegelijk hol en vol klinkt. De duiven die waren neergestreken op het dak van het flatgebouw aan de overzijde van de straat kirren voldaan na het eten, een helder en herkenbaar geluid.

Je hoort ook de voetstappen. Zelfs als de hakken haastig op het cement van de weg klakken, klinkt dit licht en aangenaam. Er vormt zich een snoer van stappen van de voorkant van het gebouw tot de achterkant ervan, gaandeweg klinken ze stiller tot je ze niet meer hoort. De kleine kinderen die de school verlaten, verzamelen zich op de open plaats beneden bij het gebouw om er te spelen. Ze praten in kleine groepjes en lijken wel te tsjilpen. Je weet niet wat ze zeggen, maar vangt korte lettergrepen op, waarvan er weinig verloren gaan, het lijkt wel een vogeltaal. Ook op de zesde verdieping hoor je de kinderen nog duidelijk praten.

Als een fiets voorbijrijdt komt het tikkende geluid van het vrijwiel niet storend over, het klinkt zelfs prettig. Het zachte geluid van de huppelende mussen op de vensterbank, het fijne geritsel als ze hun verenkleed fatsoeneren, alles is zo aangenaam om te horen.

Bij zonsondergang verspreiden de zonnestralen ook geuren: de geur van het gedroogde beddengoed en het stof, de frisse zeepgeur van de kleren en de bittere geur van de groene bamboestaken. De vochtige muffe lucht van de vorige nacht is opgewarmd door de zon en al helemaal verdampt. De oorspronkelijke geur van de dingen welt overal weer op. Het is alsof de geur een gedaante krijgt, een soort donzig object wordt dat, wanneer je het met volle kracht opsnuift, je neus verstopt.

In een woonwijk als deze overheerst het cement: als platte oppervlakken, als cementplaten in bouwmateriaal, trappen en muren. Niets kan het stellen zonder cement. Je zou denken dat de geur ervan eentonig is, maar door de warmte en de rook van overdag, door de ademhaling van de mensen ’s nachts, wordt dit cement, dag na dag, volledig herboren.

Onvermijdelijk ontstaat binnenshuis een weinig frisse geur. Kan die op tegen zo’n goede zon die onophoudelijk op het huis schijnt? Nee, de zon maakt alles weer netjes in orde en bij zonsondergang is alles weer schoon.

Als de schaduw valt komt er uit het cement een frisse geur vrij en een koelte die heel aangenaam aanvoelt.

Ontdaan van de menselijke geuren brengt het cement zelfs klanken over, shalalala.

Na enige tijd gaat de zon helemaal onder. De avondschemer is gevallen. De impressies van de stralen, geluiden en geuren zijn volledig verdwenen.