Detectiefje in een boeddhistisch klooster

Mon petit coin du monastère

北北Bei Bei

Douzi, de verteller, is “toiletheer” in het Noord-Westelijk deel van het vermaarde boeddhistische Drakenklooster in Peking. Hij leeft en slaapt in de toiletruimte, maar dat is uit financiële overweging.
Douzi is gescheiden en heeft een zoon met wie hij steeds minder contact heeft. Douzi heeft ook geen sociaal leven. Hij probeert wat geld bij te verdienen door toiletpapier te verkopen aan wie er geen op zak heeft (in China is er geen toiletpapier in de WC’s; je moet er dus bijhebben of vragen/kopen).
Douzi heeft zich neergelegd bij zijn nederige levensbestemming tot op een dag Mi Weicang opdaagt.
Mi Weicang is zijn jeugdvriend uit een hogere sociale klasse. Douzi keek er altijd zo naar op.
Het is reeds twintig jaar geleden dat ze elkaar nog gezien hebben.In tegenstelling met Douzi heeft Mi Weicang het helemaal gemaakt in het moderne China. Maar hij bevindt zich momenteel in een impasse en vraagt Douzi hem voor een tiental dagen onderdak te verlenen.
Douzi, steeds onder de indruk van zijn succesvolle vriend, aanvaardt zonder vragen te stellen.
Maar als de tien dagen verstreken zijn, maakt Mi Weicang geen aanstalten om te vertrekken. Tot Douzi, op een dag dat hij zijn klooster verlaat om naar de supermarkt te gaan, er een affiche ziet met daarop… de foto van zijn vriend…

Dit leuk en cynisch detectiveverhaaltje schetst met veel humor de moderne Chinese maatschappij: enerzijds is ze geobsedeerd door financieel succes, anderzijds is ze nog sterk getekend door de culturele revolutie. Douzi is socialist in hart en ziel. Hij heeft schrik voor het regime en wordt gedreven door toewijding en opoffering voor zijn land; wat niet belet dat hij zich laat verleiden door de kapitalistische geest: hij verhoogt zijn maandloon met de verkoop van toiletpapier.
De wrange humor die uit deze novelle straalt was blijkbaar subtiel genoeg om de Chinese censuur net niet te krenken en het verhaal mocht dus in China gepubliceerd worden.

Bei Bei (°1961 in de provincie Fujian, Zuid-China) is de schuilnaam voor Lin Lan 林岚 (nevelsluier in het bos). Ze stond zeven jaar in het onderwijs waarna ze zich overgaf aan haar passie, de literatuur. Als jonge schrijfster koos ze de schuilnaam Bei Bei (Bei betekent: het Noorden) omdat zij, een Chinese uit het Zuiden, gefascineerd was door de grote vlakten van Mongolië. Haar eerste novellen verschenen in 1983.
Met ouder worden begon ze haar schrijversnaam wat pueriel te vinden want in ’t Chinees roept Bei Bei een kleine panda op of één van de Olymische mascotten.
Ze besloot dus een compromis te sluiten tussen haar echte naam en haar vroegere schuilnaam. Sinds maart 2008 heet ze Lin Nabei 林那北.

“Mon petit coin du monastère” verscheen in 2005 in het tweemaandelijks tijdschrift Renmin wenxue (Volksliteratuur) en werd vorig jaar prachtig vertaald door Françoise Naour.

Mon petit coin du monastère
Bei Bei
Gallimard, collection Bleu de Chine, 2010
ISBN 978-2-07-012854-9