Maandelijks archief: september 2011

5 Weeks in Beijing (14)- einde

De twee overblijvende stadspoorten van Beijing
Qianmen en Deshengmen
前门与德胜门

Beijing, ooit zestien stadspoorten rijk, telt er nu slechts twee: Qianmen en Deshengmen.
Beijings stadspoorten en wallen werden gebouwd tijdens de Mingdynastie (1368-1644) om de stad te beschermen tegen de invasie van Mongoolse stammen.
De stad was toen verdeeld in twee delen:
een noordelijke grote helft, de Binnenstad
内城, ook nog Tataarse Stad genoemd, deze bevatte de Keizerlijke Stad die op haar beurt de Verboden Stad omvatte;
een zuidelijke, kleinere helft: de Buitenstad
外城.
 In de Qingdynastie (1644-1911) worden de Han-Chinezen door de Mandsjoes uit de Binnenstad verdreven en worden verplicht in de Buitenstad te leven.
De zestien poorten omwalden de twee steden. De zuidelijke wallen en de poorten van de Binnenstad vormden ahw de grens tussen beide delen.

Elke poort (men
)van de Binnenstad had een heel specifieke functie.
Xizhimen
西直门 werd gebruikt om water naar de Verboden Stad te brengen
Fuchengmen
阜成门 werd gebruikt om de stad van kolen te voorzien
Langs Chaoyangmen
朝阳门 werd het vuurhout aangevoerd
Deshengmen
德胜门diende als passage voor legertroepen die Beijing verlieten
En Andingmen
安定门  diende als toegangspoort voor de legertroepen
Generaals kwamen de stad binnen via Xuanwumen宣武门 maar de ministers gebruikten
Chongwenmen
崇文门.

De afbraak van de stadswallen en poorten startte rond 1915. De afbraak bleef toen wel beperkt en had enkel als doel het verkeer vloeiender te maken.
De grote destructie greep plaats onder het bewind van Mao. Voor de communisten was het uitwissen van het verleden een manier om hun ideologische superioriteit in te stellen tegenover de traditie.
Op de plaats van de vernielde wallen en poorten werden een stadsring en een metrolijn gebouwd: metrolijn 2. Het bovenste deel van deze metrolijn werd in 1984 voor het publiek opengesteld. Na de constructie van het onderste deel werden de twee delen verenigd tot een volledige loop.
Lijn 1 (1969) daarentegen loopt onder Chang’anjie en verbindt het oosten en het westen van de stad.

Gelukkig overleefden toch twee poorten de communistische vernielzucht.

Qianmen前门, de voorste poort, is  de alledaagse naam voor Zhengyangmen正阳门: de Poort van de Middagzon.



Deze poort ligt ten zuiden van het Tian’anmenplein en op de zuidelijke “grens”van de Binnenstad. Ze bewaakte de zuidelijke ingang van de Binnenstad.
Deze  42 meter hoge poort was de hoogstevan alle poorten van de stad.
Ze werd de eerste maal gebouwd in 1419 en werd geflankeerd door een boogschutterstoren.
Tijdens de Boxersopstand (1900) werd ze ernstig beschadigd toen de gealliëerden de stad binnenvielen. Ze werd herbouwd in 1914.
In 1949 werd ze bezet door het Bevrijdingsleger. Ze overleefde de destructie van de wallen in de jaren ’60 en is nu, samen met haar boogschutterstoren, een touristische attractie geworden.

Deshengmen 德胜门,de Poort van de Deugdzame Overwinning ligt op de noordelijke “grens” van de Binnenstad. Langs deze poort verlieten (zoals hierboven reeds aangegeven) de legertroepen de stad.


Ze werd gebouwd in 1437 en bestond uit een huis voor de wachter, een boogschuttertoren en ravelijnen. Het huis van de wachter werd vernield in 1921, de stadsmuur in 1969. Slechts de boogschuttertoren en de ravelijnen staan nog overeind. Daarin  is het Museum van oude munten ondergebracht. De verzameling gaat van kaurisschelpjes en biljetten uit de 2° eeuw tot de huidige RMB.
Deshengmen wordt omringd door een brug en een overpass die het verkeer op de 2° ring naar de Badalingexpressweg leidt. Onnodig te beklemtonen dat het hier overdag heel druk is.
Tenzij uw numismatische nieuwsgierigheid heel groot is, geef ik u de raad de poort ’s nachts te gaan bezichtigen: ze is prachtig verlicht.

Deze poort is een grandioze “Overwinner” van Beijings prachtige verleden.

5 Weeks in Beijing (13)

Peking-opera (3)
Mei Lanfang

梅兰芳

Mei Lanfang (1894-1961) – zijn echte naam was Mei Lan 梅澜 – was één van de vier grote dan operazangers uit zijn tijd. Van die vier is  Mei de grootste en bekendste performer van Peking-opera gebleven.
Hij werd niet in Noord-China geboren, maar in Taizhou, dichtbij Nanjing (Jiangsu), in een familie van Peking-opera en kunqu performers.(zie vorige blog)
 Vroeger kreeg een familie met verschillende generaties operaperformers de naam van “Pear Orchard Family”.
“ Pear Orchard” is afgeleid van Pear Orchard-opera of liyuanju
梨园剧. Het behoort echter niet tot de zes voornaamste operasoorten die ik in mijn vorige blog besprak want het is te regionaal gebonden.

Deze soort opera was heel populair in zuidelijker provincies als Zhejiang en Fujian. Het ontstaan ervan gaat terug tot de 11°eeuw.
Later werd de term Pear Orchard gebruikt om te refereren naar operakringen.
Toen hij nog kind was dacht iedereen dat hij geen enkele kans maakte in dat milieu: hij had namelijk een rond gezichtje en zijn ogen waren dof.
Mei Lanfang startte zijn opleiding op acht-jarige leeftijd. Ook zijn leraar was van mening dat zijn matte ogen een hinderpaal voor een briljante carrière zouden betekenen.
Mei begon toen zijn ogen te oefenen: in het donker staarde hij naar de bewegingen van een wierookvlammetje, hij liet een vlieger of een duif in de lucht gaan en met de ogen volgde hij ze zo lang mogelijk…
Mei startte zijn carrière in 1904 (hij was toen 10 jaar oud) in het Guanghe theater in Beijing.
Dankzij zijn dagelijkse oefeningen werd zijn blik  glanzender en expressiever.
 Op zijn twintigste zou hij reeds nationale faam behalen.
Hij oefende ook veel  kunqu, trad erin op en werd aldus langzamerhand een all round performer.

Mei Lanfang werd meester in zingen, dansen en acteren, de drie belangrijkste componenten van de traditionele Chinese opera.
Hij was een dan
maar hij wou zichzelf niet op in een bepaalde soort van dan opsluiten (zie vorige blog).
 Hij was voorstander van de zhengdan (verfijnde vrouw van middelbare leeftijd die traag, met één hand op de maag en de andere los hangend, over de scène” glijdt”) én van de huadan (jonge vrouw met levendige bewegingen).  Dankzij zijn genialiteit lukte het hem het rigiede onderscheid tussen de twee te verbreken en een harmonieus amalgaam van de twee te creëren.

Mei was de eerste die de erhu 二胡 (tweesnarige viool) in de Peking-opera introduceerde. Nu is de erhu uitgegroeid tot een van de belangrijkste instrumenten van het orkest.

Hij was de eerste artiest die Peking-opera in andere landen introduceerde. Hij reisde de wereld rond. Zo ging hij met zijn troep drie maal naar Japan. In 1929 toerde hij ook twee weken in de Verenigde Staten: alle tiketten waren in slechts drie dagen uitverkocht, ondanks de Grote Depressie.
Zes jaar later kwam de Soviet-Unie aan de beurt.

In 1937 werd Beijing door Japan ingenomen. De bezetters, die ondertussen de smaak van de Peking-opera te pakken hadden gekregen, nodigden Mei meermaals uit om een voorstelling voor hen te geven.
Mei weigerde steeds. Uit protest liet hij zich een snor groeien: zo kon hij nog onmogelijk als dan-personage optreden.
Gedurende die jaren van bezetting gaf hij geen enkele voorstelling en leefde schaars van de verkoop van schilderijen.
Na de bevrijding in 1949 fungeerde Mei als eerste directeur van het National Peking Opera Theater. Hij werd ook directeur van het Chinese Opera Research Institute en vice-voorzitter van de Chinese Federatie van de Artistieke en Literaire Kringen.

Zelfs als zestiger trad Mei Lanfang nog op. Twee jaar voor zijn dood voegde hij zelfs een laatste stuk aan zijn operarepertoire toe.Mei stierf van een hartaanval.
 Hij liet ons een mooie nalatenschap over: Mei Baojiu
梅葆玖, zijn zoon en discipel.
Mei Baojiu speelde het repertoire van zijn vader en stichtte de Mei Lanfangschool.

De courtyard van Mei Lanfang staat open voor het publiek (adres: zie blog over de siheyuan2) en stelt een prachtige collectie van Mei’s kostuums tentoon.