Auteursarchief: thierymaud68

Wang Bing: State of Cinema 2022 (2)

De film die Wang Bing reeds bekeken had op zijn smartphone en ter illustratie van zijn betoog koos, heet Stonewalling (石门).

De twintigjarige Lynn wordt door haar vriend aangezet een cursus te volgen in een school voor stewardessen en tegelijk ook Engels te leren. Haar vriend werkt als fotomodel en is dikwijls weg van huis.
Lynn is een heel gedwee jong meisje, bijna nog een kind, dat met alles instemt wat haar vriend haar vraagt. Tot wanneer ze ontdekt dat ze zwanger is en haar leven een heel andere wending neemt.

Lynn overweegt het kind te houden, haar vriend zet haar aan tot abortus. Ze liegt hem voor dat ze dit gaat laten doen en vertrekt naar haar ouders die een obstetrische kliniek runnen.

Naarmate de tijd verstrijkt, verandert ze van gedachte en beslist ze het kind te dragen en weg te geven. Maar de Covid slaat toe en alles gaat niet meer zo gemakkelijk…

Stonewalling is een weergave van het leven van een jong meisje in het moderne China. De filmmakers benadrukken in het begin van de film hoe Lynn afgesneden van haar omgeving leeft, en hoe ze afhankelijk is van haar vriend, als het ware door hem geschapen.


Als Lynn bij haar ouders woont ziet ze haar moeder Vitality Cream verkopen: dit is een belangrijk deel van de film waarbij het concept van multi-level marketing grondig aan bod komt. Een tweede belangrijke focus is het concept van de ovule donatie, heel populair geworden bij de jonge Chinese meisjes. Een derde accent wordt gelegd op de gig-economie, waarbij bedrijven korte termijn contracten aangaan met onafhankelijke werknemers om tijdelijke projecten op te vangen.

De film, voorgesteld op de Venice International Film Festival, is het werk van een jong koppel: de Chinese Huang Ji en haar man, de Japanse Ryuji Otsuka. Huang Ji vertelt dat haar moeder als verloskundige haar dikwijls meenam om bevallingen maar ook abortussen te zien.
Het koppel schreef het scenario over de zwangerschap van deze jonge vrouw, die ze gedurende tien maanden filmden.


De film duurt 147 minuten, het is dus een lange film maar op geen enkel moment keek ik op mijn uurwerk! Een prachtige art-house movie!

Wang Bing: State of Cinema 2022 (1)

Vorige maand kwam de filmmaker Wang Bing (王兵 ° 1967 ) naar Bozar in Brussel. Hij gaf er een boeiende lezing , in het Chinees, over de huidige staat van de Chinese onafhankelijke film.
Wang Bing wordt aangezien als één van de meest vooraanstaande documentairemakers.
Mijn man en ik zagen op een filmfestival in Antwerpen, Tie Xi Qu铁西区, West of the Tracks (2002), zijn negen uur lang durende documentaire. Het gaat over de teloorgang, rond de eeuwwisseling, van de zware industrie en zijn impact op de arbeiders en hun families in het Tiexi district in Shenyang: een meesterwerk!
Wang Bing richt zijn werk volledig op de veranderingen die plaatsvinden in de Chinese samenleving. Hij werkt zelfstandig en maakt gebruik van een digitale camera. Naast zijn documentaires maakt hij ook video-installaties , zoals Crude Oil, een film van 14 uur, fictiefilms en fotografie.

Hier volgt dan zijn lezing, door Sis Matthé vertaald uit het Chinees.

 

In mijn volgende blog bespreek ik de film die Wang Bing zijn toeschouwers wou laten zien ter illustratie van dit betoog.

你阳了吗?ni yang le ma?

Tot voor kort groetten Chinezen elkaar op een bijzondere manier: niet met ‘hallo’ of ‘goedendag’ maar wel ‘你吃了吗?’ ni chile ma? ‘heb je al gegeten?’. Het Chinese volk heeft dikwijls hongernood geleden, eten is levensbelangrijk voor hen, vandaar deze manier van groeten.

China leeft nu reeds meer dan drie jaar in de angst het omicronvirus of een van zijn varianten te betrappen. Elke, tot voor kort dagelijkse, Covid-test maakt de bevolking dan ook héél ongerust. De uitslag van de test wordt uitgedrukt in 阴yin en 阳 yang: negatief of positief.
Sinds de regering de maatregelen versoepeld heeft en de mensen weer vrij naar buiten kunnen is het aantal besmettingen erg gestegen. Gevolg: niemand gaat meer naar buiten uit vrees besmet te worden. Zij die het naar buitengaan wel aandurven of daartoe gedwongen worden groeten nu buur of vriend op een nog meer bijzondere wijze met: ‘你阳了吗?ni yang le ma?, ben je besmet?

In al hun miserie blijven de Chinezen humoristisch. Er circuleren dus tal van grappen op de sociale media. Ik vertaalde er eentje voor jullie.

“Hehe, er schiet ons niet veel tijd meer over.
Aan alle vrienden, gelieve uw besmettingsperiode onder controle te hebben.
Indien jullie na 17 december besmet zijn zullen jullie jammer genoeg Kerst missen.
Indien jullie tussen 20 december en 1 januari besmet raken zullen jullie jammer genoeg Nieuwjaarsdag missen.
Indien jullie tussen 15 en 30 januari een besmetting oplopen zullen jullie jammer genoeg Chinees Nieuwjaar missen.
Dus: de beste periode om besmet te raken is tussen 9 en 17 december alsook tussen 2 en 14 januari. Zorg ervoor de planning goed na te leven.”

Laten we deze wijze Chinese raadgeving naleven!

Papieren uitvaartoffers

Enkele dagen geleden overleed voormalig Chinees president Jiang Zemin. Ik volgde toevallig de rouwceremonie op de Chinese staatstelevisie CCTV4. De Renmin Dahuitang (Great Hall of the People) was versierd met witte bloemen (in China is wit de kleur van de rouw) alsook met witte, papieren uitvaartoffers.
Plots zag ik weer voor mijn ogen al die mooie papieren voorwerpen die ik zag toen ik met mijn vriendin Zhou Zhou door het platteland van haar geboorteprovincie Ningxia reisde. Het was de eerste keer dat ik zoiets zag. Ze vertelde me dat er iemand gestorven was…

Deze papieren offers, die tijdens de rouwceremonie worden verbrand, vertolken de objecten voor die de overledene nodig heeft in het hiernamaals: voedsel, een huis, bankbiljetten… alle zijn een illustratie van het verlangen naar status en comfort in het leven na de dood.

 

 

 

Papieren uitvaartoffers zijn in feite een voortzetting van de mingqi冥器. Mingqi冥器 werden in het graf van de overledene geplaatst. Ze verschenen in de periode van de Strijdende Staten (476-221 v.Chr.), ter vervanging van  menselijke offers bij de rouwplechtigheid van hooggeplaatsten. Mingqi waren beeldjes, eerst van hout en later terra cotta, die de overledene met zich meeneemt in het hiernamaals. Ze waren duur en bestemd voor de rijkere klassen.
Het gewone volk maakte gebruik van ‘papieren geld’, gemakkelijk om te maken en goedkoop. Dit gebruik werd algemeen verbreid vanaf de 7° eeuw. Het geld werd verbrand en stond symbool voor de transmutatie van het materiële naar het immateriële. Het herinnerde ook aan het verbrandingsproces van de overledene.

Dit ‘papieren geld’ verzekerde de armen dat het contract die de levenden met de doden verbindt zou kunnen worden nagekomen. Inderdaad, de Chinezen geloven dat de mens bestaat uit een ‘hemelse ziel’ hun 魂die de wereld van de mensen verlaat voor de wereld van de doden en een ‘aardse ziel’ po 魄 die in het lichaam blijft. Deze po kan op elk ogenblik een hongerige geest worden indien zijn behoeften niet bevredigd worden. De levenden hebben er dus alle belang bij hun overledenen alles te bieden wat ze nodig hebben! In ruil daarvoor gaan de overledenen de levenden beschermen.

Het gebruik van papieren uitvaartoffers gaat zich vanaf de 9° eeuw in alle lagen van de maatschappij verspreiden terwijl de mingqi langzamerhand verdwijnen.
Papieren uitvaartoffers worden nu industrieel geproduceerd. Luxueuzere exemplaren worden in speciale ateliers vervaardigd en gaan mee met hun tijd: smartphones, luxueuze schoenen en zelfs vliegtuigen. Chinezen houden van de laatste trends!

 

喜丧 Xisang  Zhang Tao

Vorige week vond ik in Parijs een pareltje van een DVD: Le rire de Madame Lin, een co- productie Frankrijk-Hong Kong, in 2017 uitgekomen en hetzelfde jaar geselecteerd voor het Festival de Cannes.


De film speelt zich af op het platteland in de provincie Shandong. Een oude vrouw, moeder van zes kinderen, doet een val. Haar kinderen beslissen haar, tegen haar wil in, in een oudeliedenhuis te plaatsen. Maar daar is nog geen plaats vrij en mevrouw Lin zal in afwachting daarvan, om beurten, bij haar kinderen logeren…
In werkelijkheid is ze in geen enkel gezin welkom; ze wordt getolereerd maar soms ook mishandeld en zelfs in een koestal ondergebracht. Slechts bij haar dochter vindt ze wat warmte maar in dat gezin sterft dan plots de jonge schoonzoon.
Madame Lins gezondheidstoestand gaat met de dag achteruit; ze begint meer en meer zonder reden te lachen. Dat lachen is het gevolg van een kleine laesie in het zenuwstelsel en treedt op wanneer ze gespannen is. Haar familieleden begrijpen dit niet en maken haar uit.
Daarom kreeg deze film de titels van ‘Laughing to die’ en ‘Le rire de madame Lin’.
De Chinese titel, 喜丧 xisang, heeft echter een heel andere betekenis: het zijn begrafenisarrangementen voor iemand die een hoge leeftijd heeft bereikt. De Chinese betekenis indachtig kreeg deze film voor mij een veel diepere betekenis: voor de kinderen van de oude vrouw betekent haar plaatsing in een oudeliedenhuis hetzelfde als haar uit de wereld van de levenden te trekken, haar begrafenis voor te bereiden. Uiteindelijk zal mevrouw Lin voor een andere vorm van heengaan kiezen.


Zhang Tao vertelt dat de aanleiding tot deze film de zelfmoord van zijn 96-jarige grootmoeder was, de dag nadat ze vernomen had dat ze naar een hospice zou verhuizen. Zhang was gechoqueerd door de onverschilligheid van zijn familie bij het vinden van de oude moeder die zich had opgehangen: de zelfmoord werd bijna beleefd als een opluchting.

Deze film illustreert goed het dilemma van de hedendaagse Chinese maatschappij, verdeeld tussen tradities en moderniteit. Bejaardentehuizen zijn schaars in China: van de kinderen wordt nog steeds verwacht dat ze hun ouders onder hun dak nemen eenmaal ze hulpbehoevend zijn. Maar nu hebben meer en meer kinderen noch tijd noch zin om hun filiale plicht te vervullen.
Deze film is een aanklacht tegen de onverschilligheid en de wreedheid van bepaalde lagen van de hedendaagse moderne Chinese gemeenschap.

 

J’ai écrasé un mouton  Pema Tseden

Deze tweede verzameling van acht kortverhalen, uit het Chinees naar het Frans vertaald door Brigitte Duzan, is een echte escape naar Tibet! Ze spelen zich af in kleine bergdorpen en op het ruwe platteland. De personages zijn meestal heel primitief. Deze, voor ons heel onbekende en aparte sfeer wordt meesterlijk beschreven door Pema Tseden: zijn realistische, eenvoudige stijl laat de lezer toe zich in het vel van de personages in te leven. Hier weinig overbodige beschrijvingen maar wel veel dialogen die maken dat de lezer soms het gevoel heeft een scenario te lezen!

De rode draad door deze kortverhalen is het boeddhisme en zijn mededogen: een schaap omverrijden wordt voor de bestuurder van de wagen een gewetenszaak (het boeddhisme verbiedt je te doden) die slechts door de gepaste rituelen kan worden opgelost…

De verhalen zijn heel humoristisch, zoals dat van de ram die speciaal vanuit Xinjiang met het vliegtuig naar Tibet wordt overgevlogen om jonge schaapjes te bevruchten en alzo een mooier ras te laten ontstaan!

Twee verhalen van de bundel, J’ai écrasé un mouton en Ballon, werden verfilmd en geselecteerd voor de biënnale van Venetië. Interessant is dat, daar waar Tseden nu alleen nog in het Chinees schrijft, de personages in zijn films geen Chinees maar het dialect van de Amdo spreken.

Het literair oeuvre van Pema Tseden is een mooi voorbeeld van ‘margeliteratuur’, ze ontwikkelt zich in de marge van de Chinese wereld, aan de grens van de Chinese cultuur en taal. Zijn verhalen, geschreven in het standaard Chinees, en zijn films, gedraaid in een Tibetaans dialect, zijn het bewijs dat het Tibetaans naast de officiële, aan de Tibetanen opgelegde taal, verder leeft.

 

J’ai écrasé un mouton     Pema Tseden
vertaling Brigitte Duzan
Editions Philippe Picquier, 2022

 

PEMA TSEDEN: TIBETAANS SCHRIJVER (EN FILMMAKER)

 

 

2. Pema Tseden

Pema Tseden is geboren in 1969, in het dorp Thrika, in de Chinese provincie Qinghai, de voormalige provincie Amdo van het traditionele Tibet. De Tibetanen uit deze regio hebben een sterke culturele identiteit en spreken een van de belangrijkste Tibetaanse dialecten. Pema Tseden is doordrenkt van deze cultuur. Als kind van een nomadenfamilie is hij de enige van drie zonen die heeft gestudeerd, in het Tibetaans en in het Chinees. Hij studeerde af aan het Instituut van de Nationaliteiten, in Lanzhou.
Vanaf 1991 werkt hij als tolk, schrijft artikels over literatuur en Tibetaanse kunst en start met het schrijven van kortverhalen in het Chinees en in het Tibetaans, welke hij nadien soms naar het Chinees vertaalt.

Zijn eerste kortverhalen in het Tibetaans verschijnen vanaf eind 1990 in Tibetaanse literaire tijdschriften als Light Rain.
In 1999 verschijnt de Franse vertaling van een bundel kortverhalen, drie in het Tibetaans en vier in het Chinees: Neige (zie mijn blog van 13 februari 2013). Het is een satire van de evolutie van de Tibetaanse gemeenschap onder invloed van de ontwikkeling van de handelseconomie.
Sommige verhalen verschijnen in de twee talen zoals Het leven in de stad chengshi shenghuo 城市生活, met als thema de identiteit spanningen van de jonge Tibetanen, die enerzijds de oude tradities in ere willen houden maar anderzijds inzien dat ze hierdoor geen plaats meer hebben in het moderne leven. Een voorbeeld van deze verscheurdheid tussen traditie en moderniteit is de praktijk van de tsetar (het bevrijden van het leven), die erin bestaat dieren in gevangenschap vrij te maken. Om een goed herstel te verzekeren van hun zoon die net uit het hospitaal komt, wil een jong koppel de vissen in een stadspark ‘bevrijden’, onder de verwonderde ogen van de voorbijgangers; het koppel beseft dat hun daad weinig zin heeft daar de vissen toch voorbestemd zijn om opnieuw gevangen te worden…
Naast de tegenstellingen tussen het nomadenleven en het stadsleven, traditie versus moderniteit, stelt de auteur zich ook de vraag naar de plaats van het boeddhisme in een maatschappij die steeds meer materialistisch wordt…
Pema Tsedens verhalenbundel  De droom van de troubadour (2011) is de laatste die hij in de twee talen schreef. Nu schrijft hij nog alleen in het Chinees, de taal waarin hij het best uitdrukt wat hij te vertellen heeft.

Mijn volgende blog gaat over zijn recentste boek, vertaald naar het Frans, ‘J’ai écrasé un mouton’.

PEMA TSEDEN: TIBETAANS SCHRIJVER (EN FILMMAKER)

 

  1. Overzicht van de Tibetaanse literatuur

De Tibetaanse literatuur, nauw verweven met het boeddhisme, is relatief laat ontstaan: de oudste Tibetaanse tekst, een inscriptie op de stele van Zhol, aan de voet van het Potala paleis,

dateert van 767 of 764 na Chr. Dit is een eeuw na het uitvinden van het Tibetaanse schrift en diens grammatica, tijdens de regering van keizer Songtsen Gampo (629-649), stichter van het Tibetaanse rijk en verantwoordelijk voor het introduceren van het boeddhisme in Tibet: dankzij het schrift zouden de boeddhistische teksten uit het Sanskriet vertaald en verspreid worden. In de 13e eeuw komt de eerste compilatie van het Tibetaanse boeddhisme tot stand. De drukkerijen en de grote Tibetaanse bibliotheken bevinden zich in de kloosters en de geletterde elite bestaat hoofdzakelijk uit geestelijken. De Tibetaanse literatuur wordt onlosmakelijk verbonden met de godsdienst.


Het is pas in de jaren 1930 dat met Gendun Chophel (1903-1951) een poging tot nieuwe literatuur ontstaat, maar die wordt in de kiem gesmoord. Gendun Chophel kreeg een klassiek kloosteronderwijs, begaf zich naar Lhasa en nadien naar Indië waar hij twaalf jaar lang studeerde, vertaalde, zijn reisverhalen schreef, de geschiedenis van Tibet herschreef, en een encyclopedie over de Tibetaanse beschaving en volkscultuur opstelde. Jammer genoeg wordt hij wegens beschuldiging van spionage voor de Guomindang gedurende drie jaar opgesloten en worden al zijn schrijfsels in beslag genomen; ze verdwijnen voor altijd. Zijn hele leven heeft hij betracht Tibet te bevrijden van de boeddhistische mantel waarin zij sinds de elfde eeuw gehuld is. Hij sterft in 1951, een maand na de aankomst van de Chinese troepen in Lhasa.
De komst van de Chinezen betekent het einde van het feodaal tijdperk in Tibet (afschaffing lijfeigenschap), het aanleggen van wegen en het bouwen van scholen om een einde te maken aan het monopolie van de opvoeding in de kloosters, maar het betekent ook het vernietigen van een zes duizendtal kloosters.
De Tibetaanse literatuur zal getekend worden door deze evenementen.
In de jaren 1930 bestond er, naast Gendun Chophel, een kleine groep intellectuelen die een opleiding had gekregen in Chinese scholen van de Guomindang. Maar in de jaren 1950  komt de Tibetaanse elite in contact met een nieuwe vorm van literatuur, in het Chinees, doordrenkt van revolutionair idealisme en romantiek. In die bewogen periode ontstaat langzamerhand een literaire beweging. Interessant is dat het Tibetaanse woord voor literatuur, rtsomrig, slechts midden jaren 1950 verschijnt.
De Culturele Revolutie (1966-1976) zal een einde maken aan wat nog rest van de ‘feodale’ Tibetaanse cultuur en verbiedt, op uitzondering van propaganda voor de Partij, elke vorm van literatuur.

Er ontstaat pas een nieuwe, moderne literatuur vanaf 1978, te danken aan de hervormingspolitiek van Deng Xiaoping die de grenzen opende naar het Westen. Maar voor het eerst in Tibet is de literatuur gesplitst in twee parallelle stromingen: een Tibetaanse en een Chinese.

De literaire stroming in het Chinees heeft als boegbeeld Yidan Tsering (Yidan Cairang 伊丹才让) (1933-2006). Hij was verscheurd tussen de twee talen, hij was een fervente aanhanger van de Tibetaanse taal maar schreef in het Chinees, de taal waarin hij, als klein ongeletterd herdertje, onderwijs had mogen krijgen. Yidan Tsering staat symbool voor het linguïstisch dilemma dat na zijn dood steeds meer aanwakkerde.

Na zijn studies, in het Chinees uiteraard, wordt Thöndrup Gyäl (1953-1985) in 1972 voor drie jaar naar het Centraal Instituut van de Nationaliteiten in Beijing gestuurd om er Tibetaans te leren. Hij schrijft gedichten en kortverhalen, zijn thesis gaat over Tibetaanse liederen.

Zijn belangrijkste werk is zonder twijfel De cascade van de jeugd, een manifest voor de Tibetaanse identiteit en haar toekomst. In tegenstelling met Tsering was zijn schrijftaal het Tibetaans en niet het Chinees.

Het in 1978 gestarte beleid van openheid komt ook de Tibetanen ten goede: ze zijn niet meer verplicht hun Tibetaanse identiteit te negeren. Kortverhalen en literaire tijdschriften in het Tibetaans (Kleine Regen Sbrang char) en in het Chinees zien het licht. Jonge auteurs maken aanspraak op hun Tibetaanse identiteit door hun werk, geschreven in het Chinees, met hun Tibetaanse naam te signeren. Sebo en Tashi Dawa, boegbeeld van het ‘magisch realisme’, zijn daar twee voorbeelden van.

De jaren 2020 zien ook het opkomen van een totaal nieuw fenomeen: de Tibetaanse cinema met als leider de schrijver Pema Tseden.
Hij is het onderwerp van mijn volgende blog.

General Tso’s Chicken: recept

In mijn vorige blog vertelde ik jullie het verhaal van dit ‘Chinees recept’ dat…niemand in China kent. Hier volgt het receptje dat toch de moeite waard is om uit te proberen.

Ingrediënten voor de kipmarinade:
* 1kg ontbeende kippenbouten in hapklare stukken
* 2 eetl heldere sojasaus
* 1 eierdooier
* mengeling van 2/3 cup maiszetmeel + 2/3 cup bloem
* peper en zout

Ingrediënten voor de saus:
* 2 theel arachideolie + veel olie om de kippenstukjes te frituren
* 2 theel geraspte gember
* 3 theel geperste look
* een twintigtal hele droge hot chilipepers
* 8 eetl witte suiker
* 5 eetl Chinese zwarte Chinkiang azijn
* 3 eetl sojasaus
* 1 theel maïszetmeel 7 eetl water

Afwerking: koriander en sesamzaden

Werkwijze:
Marineer de kip met de marinade op uitzondering van de bloem en laat 15’ staan. Giet dan over in een plastieken zak en voeg de bloem toe. Sluit de zak, schud goed en giet door een zeef om de overtollige bloem te verwijderen.
Verhit de olie, wanneer er veel belletjes ontstaan rond een ondergedompelde chopstick laat je de kippenstukjes een voor een in de hete olie zakken, niet te veel ineens en, afhankelijk van de grootte van de pan, in twee of drie keer. Frituur voor een zestal minuutjes en draai de stukjes regelmatig om. Haal uit de olie en laat alles 15’ rusten.
Herhaal het frituren. Maak ondertussen de saus:
Vermeng suiker, maïszetmeel, zwarte azijn, sojasaus en water.
Verwarm de wok op laag vuur. Voeg olie en chilipepers toe en roerbak tot de aroma’s van de pepers loskomen. Voeg look en gember toe en roerbak. Voeg de saus eraan toe en kook op matig vuur tot ze stroperig wordt. Dan pas voeg je de kip eraan toe en vermeng je goed.
Stort uit op een mooie schotel en bestrooi met koriander en sesamzaadjes.

慢慢吃! Smakelijk!

 

 

General Tso’s chicken

General Tso’s chicken
左宗棠鸡

Nog zo’n Chinoiserie die, net als de fortune cookies (zie blog 12 juli 2022) in de VS razend populair is maar in China…onbekend is!
De Amerikanen associëren deze schotel, genaamd naar generaal Zuo Zongtang 左宗棠uit de Qingdynastie, met de Hunanse keuken sinds hij in de seventies voor de eerste keer in een Hunan restaurant in New York op de kaart verscheen. Maar het gerecht is dus totaal onbekend in Hunan. Vanwaar komt dit merkwaardig feit?

In 1972 ging president Nixon naar China: dat was een historisch bezoek. De Amerikanen, geboeid door dat bezoek, gingen zich interesseren aan de Chinese keuken. Hetzelfde jaar opende een Taiwanese restaurateur een Hunan restaurant in New York en prees die regionale keuken aan als superieur aan de gangbare Chinese restaurantgerechten. Dit restaurant werd the place to go. In twee jaar tijd rezen in New York honderden Hunanse restaurants op maar…ze serveerden geen echte Hunanse keuken.
Een van die restaurants, Uncle Peng, bracht General Tso’s chicken in het midden van de jaren 1970 mee uit Taipei.


Alhoewel de Taiwanese keuken vanzelfsprekend haar roots heeft in de keuken van vasteland China waren toen reeds een twintigtal jaren voorbij sinds de evacuatie van de Kuomingtang in 1949 en hadden de gerechten soms nog weinig gemeen met de oorspronkelijke. Anderzijds, wegens zijn heel grote populariteit, verscheen General Tso’s chicken in heel korte tijd op de kaart van de andere ‘Hunanse’ restaurants en onderging eveneens zoveel veranderingen dat hij snel geen enkele gelijkenis meer had met de originele: de smaken werden immers ook teveel aangepast aan de niet-Chinese communauteit.