Tot 12 oktober loopt in het Guimet Museum voor Aziatische Kunst in Parijs de heel interessante tentoonstelling: Art bonpo de l’ancien Tibet.
De bon wordt aanzien als “de antieke preboeddhistische religie van Tibet” en bonpo betekent “volgeling van de bon”.
Deze kleine tentoonstelling in de rotonde op de tweede verdieping van het museum omvat hoofdzakelijk tien thangka’s. Deze thangka’s stellen taferelen voor van de bonreligie.
Enkele kenmerken ervan waren het chamanisme, de rouwrituelen vergezeld van drankoffers of nog de dierenoffers. Praktijken die niet in de smaak vielen van de boeddhisten en dus gedoemd waren om te verdwijnen.
Nochtans toonde de XIV° dalaï-lama zijn welwillendheid tegenover deze oude spirituele stroming die deel uitmaakt van de Tibetaanse identiteit. In 1987 erkende hij officieel de bon als de vijfde religieuse Tibetaanse school, naast deze van het boeddhisme.
Bon bestond in Tibet vóór de komst van het boedhisme (7° eeuw). Bon is dus een heel oude godsdienst waarvan de oorsprong teruggaat tot koning Tonpa Shenrab. Deze meester (tonpa) zou duizenden jaren vóór de historische boeddha Shakyamuni (566 v.Chr. -485 v. Chr.) hebben geleefd.
Tonpa Shenrab zag het licht in Olmo Lungring, ergens tussen Tadjikistan en Afghanistan. Zijn leven vertoont enkele gelijkenissen met dat van de boeddha Shakyamuni en hij werd ook als een boeddha vereerd.
Maar in tegenstelling met deze laatste verspreidde hij zijn leer toen hij nog koning was, had vele vrouwen en kinderen en trad slechts in het klooster op het einde van zijn leven.
In de meeste thangka’s wordt hij voorgesteld op een troon, in een praalwagen vergezeld van zijn suite.
Tonpa Shenrab reisde naar vele koninkrijken en verspreidde onophoudelijk zijn leer. Hij voerde ook rituelen uit zoals bijvoorbeeld zuiverende rituelen. Zijn leven lang heeft hij de Heer der Demonen bestreden.
Op bepaalde thangka’s wordt hij nu eens voorgesteld als een prachtig getooide prins dan weer als een monnik. Hij wordt soms omringd door verschillende periodes van zijn leven.
Net als boeddha Shakyamuni wordt hij getoond in schilderijen die zijn verschillende levensfasen uitbeelden.
We danken deze boeiende tentoonstelling aan Henri d’Ollone (1868-1945). Deze commandant kreeg opdracht om als cartograaf de Chinese provincies Yunnan, Sichuan en Tibet te verkennen en te tekenen en de niet-Chinese volkeren te bestuderen. Dit was een drie jaren lange en hachelijke missie die duurde van 1906 tot 1909. d’Ollone pende zijn avonturen neer in een werk: Les Derniers Barbares.
In 1908 bereikte de expeditie Songpanting op het knooppunt van de provincies Sichuan en Gansu. Daar zou d’Ollone het land van de onafhankelijke Tibetanen verkennen.
En toeval wou dat hij rond Songpanting stuitte op de aanwezigheid van vele bonpo’s: ze werden beschouwd als “een particuliere sekte van het boeddhisme”. De tien bonpo thangka’s die hij naar Frankrijk meebracht komen heel waarschijnlijk uit deze regio.
In 1947 schonk zijn weduwe de thangka’s aan het Musée Guimet.
Art bonpo de l’ancien Tibet
Musée Guimet Paris
8 juli-12 oktober 2015