上海的弄堂
De longtangs van Shanghai
De typische nauwe steegjes van Shanghai, longtangs (弄堂) of lilongs (里弄) genaamd, zijn de tegenhangers van de hutongs (胡同) van Beijing: even pittoresk en volks en hopelijk…niet gedoemd volledig te verdwijnen.
Vanaf ong. 1870 bestond de stijl van de woonhuizen in Shanghai uit een eenvoudige, goedkope en praktische houten structuur en een stenen muur aan de voorgevel. Deze huizen kregen de naam Shikumen (石库门), het waren rijhuizen gebouwd volgens Europees patroon; de nauwe doorgang tussen twee rijen woningen noemde men longtang.
De nauwe longtangs gaven uit op een straat. De ingang van elke longtang was opgesmukt met sierlijke karakters, bij ons heet dat een straatnaambordje, zodat die nauwe steegjes gemakkelijk geïdentificeerd konden worden.
Betekenis van de woorden longtang en lilong
Longtang 弄堂: long, 弄 betekent steegje, doorgang; tang,堂 betekent o.a. gebouw.
Lilong 里弄: li, 里 betekent o.a. buurt en heldert dus meer dan het woord longtang de echte betekenis op van die steegjes: de bewoners ervan leven in een buurt, er is een gemeenschapsleven, een gemeenschapsgevoel dat op heel gevoelige wijze wordt weergegeven in Wang Anyi’s “Lied van eeuwig verdriet” (zie vroegere blog).
Die levendige volkse straatjes waren paradijzen voor venters van allerlei allooi: verkopers van kippen en eenden, fruit en groenten enz. maar ook schoenlappers en… zelfs venters die je dekbedden opklopten tot wanneer ze opnieuw donszacht werden (zie mijn vertaling van Wang Anyi’s “Impressies bij zonsondergang” in volgende blog). Elke venthandel had zijn eigen melodie zodat de mensen hem konden identificeren zonder naar buiten te moeten.
Zodra een straathandelaar zijn komst meldde, snelden de huisvrouwen naar buiten waar ze tegelijk hun buren ontmoetten die in dezelfde koopwaar waren geïnteresseerd: gelegenheid genoeg om de laatste roddeltjes rond te strooien en goede buurtrelaties te onderhouden.
Het gezegde “Goede buren zijn nuttiger dan verre verwanten” was in Shanghai wel heel toepasselijk!
Zo’n gezellige en rumoerige buurt beviel menigeen behalve sommige schrijvers die moeite hadden zich mentaal te isoleren van al dat geroezemoes. De grote schrijver Lu Xun schreef er een essay over, “Kinderen in Shanghai”.
Toen Shanghai in 1842 een verdraghaven werd, kregen de buitenlanders de toelating om huizen te bouwen in hun concessies. Aanvankelijk werden de Chinezen niet toegelaten in de concessies te wonen maar de Britten zagen al snel in dat de Westerlingen te klein waren in aantal om de grote mogelijkheden van Shanghai, die uitgroeide tot een metropolis, winstgevend te maken.
Anderzijds zorgden onophoudelijke burgeroorlogen voor een grote toeloop rijke Chinese vluchtelingen die vroegen om in de concessies van Shanghai te mogen wonen.
Voorwaarde om toen in een longtang te mogen wonen, was een vast inkomen te hebben.
In bepaalde districten waren de huizen tamelijk goedkoop; in andere districten, zoals de Franse concessie, lagen de huurcontracten het hoogst.
Wellicht was dit te wijten aan de charme van de Franse concessie van Shanghai, met haar gezellige lanen omzoomd met plataanbomen, knusse boekhandels waar je van thee en gebak kon genieten, met haar heerlijke restaurants…
En dit is steeds nog zo! Maar dat is dan weer een thema voor een andere blog…