Maar ik verloor mijn weg, ondanks mijn kompas. Ik had honger, ongelooflijk veel honger. Ik geraakte in paniek. Ik dacht dat het voor mij gedaan was. Als men niet genoeg eet geraakt men verwakt. Als men al de suiker van de lever verbruikt heeft, begint men te zweten tot wanneer men niet meer zweet.
Men durft zelfs niet meer na te denken want dan zouden de hersenen het meeste energie verbruiken. Men blijft dan languitgesterkt op de grond, met een zure smaak in de maag, heel zwak.
Dan voelt men vanuit de buik de koorts opstijgen. Nadien loopt de koorts naar de voetzolen, de hals, de vingertoppen, men wordt steeds heter. Was het Andersen niet die “ Het meisje met de zwavelstokjes” schreef? Die oude Deen had gelijk: voor ze sterven van de honger hebben de mensen koorts. Als de koorts verdwenen is, gaan ze dood.
Toen ik weer bij zinnen kwam had ik enige tijd nodig om de dingen rond mij duidelijk te onderscheiden. In de verte zag ik rook. Toen had ik maar één gedachte : het kon niet anders dan rook uit een keuken zijn. Ik sleepte me er naartoe. Ik zou echt niet kunnen zeggen hoe ik er geraakt ben. Ik kwam aan bij een huis. Ik duwde op de deur en vroeg om hulp, om eten. Niemand antwoordde. Misschien was mijn stem te zwak, ik ging naar binnen.
Bij het vuur zat een man die zo mager was dat zijn lippen zijn tanden ontblootten. Zijn blik was zo glinsterend dat hij er angstaanjagend uitzag. Ik vroeg, geef me iets te eten. De man schudde het hoofd. Ik zei, je bent mijn grootvader, mijn voorvader, geef me wat te eten. De man bleef het hoofd schudden. Ik zei, bedoel je dat niets hebt? Wat kook je dan op het vuur? Een slok warm water is ook al goed. Dan is die man beginnen wenen.
In de kookpot sudderde een kinderhandje.