In een van mijn vorige blogs sprak ik over de Hakka en de vijf migraties waartoe ze gedwongen werden.
De derde migratie startte rond 1171, toen een steeds groeiend aantal bandieten de provincie Fujian onveilig maakten.
Gelukkig vluchtten ze niet allemaal! De moedigsten onder hen bouwden woningen gemaakt van een mengsel van aarde, steen, bamboe en hout: echte versterkte burchten die meestal rond waren maar soms ook vierkant en die onderdak konden geven aan grote families; tot 800 mensen konden er wonen!
De meeste van die tulou’s werden gebouwd tussen de 12° en 20° eeuw.
Een tulou is drie à vier verdiepingen hoog en heeft muren met schietgaten die tot 1,8 m dik kunnen zijn.
Het ‘huis’ is goed geventileerd, het is warm in de winter en fris in de zomer en is bestand tegen stormen en aardbevingen. Het heeft meestal maar één houten deur die dikwijls verstevigd is met een ijzeren plaat.
De meest indrukwekkende tulou ligt in het dorpje Gaobei en maakt sinds 2008 deel uit van de UNESCO World Heritage Sites.
Deze tulou werd redelijk laat gebouwd, in 1705.
Hij is rond, bestaat uit vier concentrische ringen rond een centrale open binnenplaats en is drie verdiepingen hoog. De gelijkvloerse verdieping omvat de keukens van de families, op de eerste verdieping wordt het graan gestockeerd, op de tweede en de derde verdieping liggen de leefruimten en de slaapkamers. In totaal zijn er 370 kamers. Deze tulou heeft twee hoofdingangen en twee zij-ingangen.
De oudste en hoogste tulou ligt in Shuyan: hij werd in 1308 gebouwd en telt vier verdiepingen.
Heel interessant is de lay-out van de tulou die heel sterk doet denken aan die van de siheyuan in Beijing (zie blog 13 juni 2011). Beide werden ze gebouwd naar de Chinese woningtraditie van ‘gesloten van buiten, open van binnen’.
En net als de siheyuan worden de tulous bewoond door alle takken van eenzelfde familieclan: één dak als symbool voor eenheid en bescherming.
Werd de clan nog groter? Dan werd aan de buitenkant nog een ring errond gebouwd. Eenvoudig toch!