Tussen 1989 en 1995 is Bei Dao vijftien keer verhuisd, in zeven verschillende landen.
In 1990 vertrekt hij naar Stockholm waar hij zijn tijdschrift Jintian nieuw leven inblaast; het wordt een forum voor Chinese schrijvers in ballingschap.
Hij schrijft vele essays die verenigd worden in verschillende bundels, onder andere ‘Het blauwe huis’ (蓝房子). Zijn taal is hier klaar en duidelijk, in schrille tegenstelling met zijn hermetische poëzie. Het ‘blauwe huis’ is dat van zijn vriend, de dichter Tomas Tranströmer, bij wie hij verblijft. Het huis is warm en gastvrij, maar het is niet Bei Dao’s huis. Bei Dao voelt zich heel eenzaam.
Twee jaar later verhuist hij naar Leiden, naar Parijs en tenslotte, in 1993, naar de VS. In 1995 komen zijn vrouw en dochter hem eindelijk vergezellen. Ze vestigen zich in Californië.
In 2001 komt Bei Dao voor de eerste maal sinds 1989 terug naar Beijing: hij kreeg toelating zijn zieke vader te komen bezoeken. Hij herkent zijn stad niet. Deze schok zal aanleiding geven tot het schrijven van een boek dat ik in mijn volgende blog bespreek.
Zoals vroeger gezegd komt Bei Dao met zijn gezin in 2006 definitief naar China. Hij leeft in Hong Kong waar hij aan de universiteit doceert.
In 2012 heeft hij een hersenbloeding. Zijn motoriek recupereerde goed maar een specialist zei dat zijn taalvaardigheid slechts met 30% zou recupereren.
Hij is dan beginnen tekenen en schilderen. In het begin tekende hij lijnen, nadien begon hij te experimenteren met inktpunten. Zijn werken zijn helemaal in de stijl van de klassieke traditionele Chinese schilderijen, in pointillisme dan.
In 2016 is zijn taalvaardigheid toch in die mate gerecupereerd dat hij opnieuw is begonnen begonnen gedichten te schrijven…