Carl Gustav Jung en de oosterse filosofie

Le Livre Rouge de C.G.Jung

In het Musée Guimet ( Parijs) loopt de tentoonstelling “Le Livre Rouge de C.G. Jung- Récits d’un voyage intérieur”.

Voor de eerste maal wordt de Liber Novus van de Zwitserse psychanalyst in Frankrijk voorgesteld. Dit werk werd vijftig jaar lang heimelijk in een bankkluis bewaard waarna het voor het eerst in de VS werd voorgesteld (2009) en het jaar daarop in Zwitserland.
De aanleiding tot het ontstaan van dit boek was een droombeeld.

In 1913 heeft C.G.Jung (1875-1961), die op dat moment reeds een internationaal erkend psychiater was, een visioen. Het is een apocalytisch visioen van Europa dat door een zee van bloed wordt overstroomd. Het jaar daarop beseft Jung dat zijn droombeeld van voorspellende aard was en de eerste wereldoorlog aankondigde. Hij begint met de redactie van zijn Liber Novus. Daarvoor gebruikt hij “zwarte schriften” waarin hij zijn visioenen optekent en analyseert. Hij werkt zijn theorieën over de archetypen, het collectief onbewuste en de individuatie uit. Deze visioenen noemt Jung “actieve verbeelding”, hij vergezelt ze van tekeningen.
In 1914 begint Jung zijn schriften in een boek met rode leren kaft te copiëren. Daarvoor wendt hij de middeleeuwse gothische calligrafie en miniatuurtekeningen aan. Dit zestien jaren lang durende monnikenwerk zou een lijvig oeuvre van zeven kilogram opleveren! Het Rode Boek werd één van de meest invloedrijke werken in de geschiedenis van de psychologie.
Jung beschrijft er het onbewuste. Hij heeft nood om terug te gaan tot het pre-moderne verleden van voor de 15° eeuw. Daarom wendt hij bij het copiëren de middeleeuwse calligrafie aan die, naar zijn mening, het best zijn ervaringen zullen uitdrukken.
Jung maakt ook dagelijks tekeningen die bevrijdend en therapeutisch werken. Reeds van bij zijn eerste tekeningen merkt hij een gelijkenis met de boeddhistische Tibetaanse mandalas (mandala: sanskrit en betekent cirkel). Mandalas zijn afbeeldingen die opgedragen worden aan een godheid. Ze stellen op circulaire wijze een goddelijk paleis voor waarvan elk element een symbool is en in het centrum waarvan de godheid woont. Ze worden aangewend als ritueel instrument ter ondersteuning van de meditatie en de concentratie.
Voor Jung stelt de mandala de zoektocht naar zelfkennis voor, van de periferie naar het centrum.

De tentoonstelling stelt, naast het Rode Boek en de tekeningen van Jung, boeddhistische mandalas tentoon.
De bezoeker kan er ook een tiental buitengewone illustraties bewonderen die afkomstig zijn van het manuscript van de Geheime Visioenen van de 5° Dalaï-Lama (1617-1682), Tibetaanse schilderijen, Chinese, Japanse en Indische kunstwerken. Sommige van die werken dienden als illustratie voor teksten die door Jung gecommentarieerd werden.
“Er zijn niet vele waarheden, er zijn er slechts enkele. Hun betekenis is te diepzinnig om enkel onder de vorm van symbolen begrepen te worden” schreef Jung in zijn Liber Novus.
Jung had grote interesse voor de cultuur van India, Tibet, China en Japan, voor het hindoeisme, het boeddhisme en het taoïsme. In 1950 stuurde hij zelfs een brief naar het Guimet museum waarin hij de schoonheid van de mandalas aanhaalt.
Jung was een van de meest ijverige promotors van de aziatische filosofie die hij aan het westers publiek heeft leren kennen. Hij schreef o.a. het voorwoord van een vertaling van de Yi Jing (1949) en een psychologisch commentaar op een taoïstisch essay Het mysterie van de Gouden Bloem (1928).
Jung wou, aan de hand van dit commentaar, “een brug van innerlijk en spiritueel bevattingsvermogen werpen tussen het Oosten en het Westen”.

Musée des Arts Asiatiques Guimet
6, Place Iéna 75116 Paris
7 september-7 november 2011
M° Iena
dagelijks open van 10h tot 18h
dinsdag gesloten